De muur in Dublin.

Jaren geleden dacht ik; ‘laat ik eens in het buitenland gaan schrijven’. Geen vakantie. Nee, puur en alleen om inspiratie op te doen en nummers te ‘componeren’. Immers; heel veel echte artiesten schijnen dat te doen. ‘Writing sessions’ noemen ze dat dan. Doorgaans vertrekken ze met een crew, inclusief broodnodige visagisten, naar exotische oorden. ‘Just landed in sunny L.A to write some kick-ass songs! This place is motherfockin’ C-R-A-Z-Y! See ya’ll later dudes!’ Dat soort teksten zie je dan verschijnen. En als het helemaal tegenzit, krijg je bijgevoegd nog een ‘selfie’ voor je kiezen. Kortom; ik moest dat ook maar eens meemaken en boekte een vlucht. Naar regenachtig Ierland.

Zwaar bepakt trad ik het avontuur tegemoet. Gitaar, opnameapparatuur, notitieblok; alles mee. Zonder crew. Want a) hoe zou ik dat überhaupt kunnen betalen en b) ik heb toch helemaal niemand nodig om minstens tien briljante nummers te componeren? Nee hoor, dit varkentje ging ik met gemak zelf wel even wassen. Om de boel ietwat spannender en mysterieuzer te maken deelde ik mijn naasten mee dat ik niet wist hoe lang ik zou wegblijven. Tot overmaat van ramp liet ik ook nog eens mijn mobiele telefoon thuis. ‘Want dat kan alleen maar het creatieve proces verstoren.’ Zulks een deceptie...

Al voordat ik het vliegtuig instapte ergerde ik me kapot aan mijn extra bagage. Maar ik zette door. Dit was werk. Kostte wat kost zou ik terugkomen met tien briljante songs ‘Made in Ireland’. Inspiratie zou me daar chronisch en liefdevol omhelzen. Dublin; mijn prachtige, gekwelde stad waar ik reeds zoveel voetsporen had liggen.

Na de vlucht en een aansluitende busrit van circa twintig minuten stond ik in hartje centrum. Moederziel alleen. Met een gitaar en veel te zware tas. Maar eerlijk is eerlijk; ik kon mijn geluk niet op. Ik kende de weg en de geur van mijn geliefde stad was onmiskenbaar. Hier voelde ik mij thuis. Ik zocht het hotel op waar ik al vaker had gezeten. Die plek had voor mij iets magisch. Meer dan perfect om nieuw materiaal te schrijven. Jammer genoeg wist ik niet van de verbouwing die had plaatsgevonden. Resumerend belandde ik in een achenebbisj achteraf kamertje met een meer dan dodelijk uitzicht op een grijze muur. Het was vanaf meet af aan duidelijk. De muur en ik werden geen vrienden. Hoelang ik er ook naar staarde; de muur gaf geen krimp. Een emotieloze rakker. Zo eentje die totaal niet reageert op wat voor levensvragen je dan ook op hem afvuurt. Als ik heel erg mijn best deed en het raam uiteindelijk open kreeg, kon ik met moeite wat van de mooie Ierse lucht zien. ‘Niet zeuren’ zei mijn enthousiaste ik. ‘Het gaat wel lukken...’ Maar de treurnis van de kamer en muur... Die had zich reeds meedogenloos genesteld in mijn gemoedstoestand. ‘Ach ja, Ruub… Je bent er net…Geef het wat tijd. Ga nu eerst even lekker buiten lopen’, zei mijn opgewektere ik. Aldus geschiedde. Op mijn nieuwe gympen verliet ik de muur, op zoek naar inspiratie.

Allereerst kocht ik een paraplu. Ik kon me niet heugen ooit zoveel hemelvocht uit de lucht te hebben zien vallen. Niagara Falls; eat your heart out. Evengoed genoot ik van de stad. Zelfs in zijn donkere, onheilspellende staat. Maar…ik was hier tenslotte voor werk en dat maakte het verschil. Na een paar uur inspiratieloos rondgedoold te hebben besloot ik terug te keren naar mijn hotelkamer. Aan het werk. Gitaar op schoot, handen uit de mouwen, pen bij de hand en recorder op standby. Een kwartier ging voorbij. Een uur. Twee uur. Niks. Helemaal niks. Ach ja…ik ben hier net... Het kan toch even duren voordat de ‘Grote Inspiratie’ mij raakt? Rond 23:00 besloot ik maar richting de pub te gaan. Bekend terrein. Ik nam de prachtige muziek en de Guinness met alle liefde in me op. Midden in de nacht strompelde ik door de verlaten straten van Dublin terug naar mijn hotelkamertje. Nu moest er vast iets gebeuren. Kaarsje aan, recorder standby, gitaar op schoot. Niks. Helemaal niks.

De volgende ochtend besloot ik het anders aan te pakken. Ik huurde een auto. De stad uit, weg van de muur, op naar de horizon. De kater van de nacht was vast en zeker goed voor een paar ‘killer songs’ later op de dag. Het Ierse landschap... Als er ergens inspiratie te vinden is, moet het daar toch wel zijn? De auto strandde helaas net buiten de stadsgrens. Met veel pijn en moeite kreeg ik een vervangend voertuig en reed ik laat in de avond eindelijk de bergen in. Langs verlaten vissersplaatsjes, keihard U2 draaiend, de ondergaande zon achterna. 's Nachts arriveerde ik in het zuiden van Ierland. Prachtig. Wat wil een mens nog meer. Ik voelde me zo op mijn plek dat ik mijn (inmiddels verdomde) gitaar in de koffer liet liggen. Maar; het begon wel te stromen in mijn hoofd. Dit was het teken waarop ik had gewacht. De volgende dag zou magisch worden... Totdat de haan de volgende ochtend te vroeg kraaide. Om 06:00. En voor een jongen als ik is dat net even vier uur te vroeg. Totaal gedesillusioneerd reed ik die middag terug naar Dublin. Het regende in de stad. De muur verwelkomde me niet. Mijn inspiratie om muziek te ‘schrijven’ was in vierentwintig uur tot het absolute nulpunt gedaald. Ik ben linea recta de pub ingedoken. De rest van het verhaal kunt u wellicht raden.

Met blaren op mijn voeten van het ronddolen op mijn nieuwe gympen, ging ik na zes dagen naar huis. Had ‘mijn’ Ierland mij verlaten? Verraden? Of was ik er achter gekomen dat inspiratie zich niet liet dwingen? Ik gokte op het laatste, want aan het land zelf kon het toch niet liggen? Eenmaal thuis schreef ik het ene na het andere nummer. Op de bank met de gitaar op schoot, in mijn 'muziek hok' of wanneer er dan ook maar iets doorkwam. Het lag niet aan die onvermurwbare muur. Het lag aan mij. Ik dacht inspiratie te moeten zoeken. Maar inspiratie laat zich zomaar niet vinden. En zeker niet als je er naar zoekt. Het komt wanneer jij je daar voor openstelt. 

Evengoed; prachtig, dat Ierland. De volgende keer ga ik er gewoon op vakantie, wie weet wat ik dan thuisbreng.